-
1 embarras
embarras [ãbaaraa]〈m.〉♦voorbeelden:créer des embarras à qn. • iemand moeilijkheden bezorgenfaire des embarras • zich aanstellense tirer d' embarras • zich uit een moeilijke situatie redden→ faiseurm1) verwarring, verlegenheid -
2 façon
façon [faasõ]〈v.〉3 maaksel ⇒ werk, creatie, uitvoering; maakloon♦voorbeelden:châle façon cachemire • imitatie kasjmier sjaalde cette façon • op die manierd'une façon générale • in het algemeende quelle façon • hoeelle veut vivre à sa façon • zij wil haar eigen leven leidenune façon de parler, de s'exprimer • een zegswijzefaçon de parler • bij wijze van sprekenune façon de voir • een zienswijzed' une façon ou d'une autre • op de één of andere manierde façon que • opdat, zo(danig) … datde telle façon que • zo(danig) … datde façon à • zo … datde façon à ce que • zo … datà la façon de • op de manier vanprendre un travail à façon • werk aannemen tegen betaling van het maakloonsans façon • ongedwongenaccepter qc. sans façon • iets zonder meer aannemensans plus de façons • zonder veel omhaal (van woorden)de toute façon • hoe dan ook1. f1) wijze, manier2) werk, creatie3) snit, vorm4) bewerking [landbouw]2. façonsf plgedrag, handelwijze -
3 intéressant
intéressant [ẽteeressã]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m.〉1 interessant ⇒ de belangstelling waard, boeiend2 belangrijk ⇒ belangwekkend, de moeite waard♦voorbeelden:faire l' intéressant • zich aanstellenfaire l' intéressant • belangrijk doenadj1) interessant3) voordelig -
4 mine
mine [mien]〈v.〉1 uiterlijk ⇒ voorkomen, gezicht♦voorbeelden:mine de proscrit • boeventronieavoir la mine longue, allongée • een lang gezicht trekkenavoir bonne, mauvaise mine • er goed, slecht uitzienfaire bonne, grise, mauvaise mine à qn. • iemand vriendelijk, onvriendelijk, slecht ontvangenavoir triste mine • er belabberd uitzienfaire triste mine • sip kijken, een lang gezicht trekkenfaire triste mine à qn. • iemand koeltjes ontvangenfaire des mines • zich aanstellenEcole des Mines • Hogere School voor MijnbouwIngénieur des Mines • mijnbouwkundig ingenieur4 crayon à mine dure, tendre • hard, zacht potloodmine flottante, dérivante • drijvende mijnmouiller des mines • mijnen leggenfaire la mine • mokken, pruilenfaire mine de • doen alsof, aanstalten maken omça ne paie pas de mine • dat ziet er onooglijk uitil ne paie pas de mine • hij oogt niet, heeft zijn uiterlijk niet mee〈 informeel〉 mine de rien • zonder iets te laten merken, alsof er niets aan de hand is1. f1) voorkomen, gezicht2) mijn3) potloodstift2. f plgelaatsuitdrukkingen, gebaren -
5 polichinelle
polichinelle [polliesĵienel]〈m.〉♦voorbeelden:2 faire le polichinelle • voor pias spelen, zich aanstellen→ secretm2) potsenmaker -
6 cabotiner
-
7 faire des embarras
faire des embarras -
8 faire des façons
faire des façons -
9 faire des manières
faire des manières -
10 faire des mines
faire des mines -
11 faire des singeries
-
12 faire l' intéressant
-
13 faire la mijaurée
faire la mijaurée -
14 faire le polichinelle
faire le polichinellevoor pias spelen, zich aanstellen -
15 mijaurée
mijaurée [miezĵorree]〈v.〉♦voorbeelden: -
16 minauder
-
17 singerie
singerie [sẽzĵrie]〈v.〉♦voorbeelden: -
18 commettre
commettre [kommetr]1 begaan ⇒ plegen, bedrijven2 aanstellen ⇒ belasten, benoemen♦voorbeelden:commettre qn. au soin de qc. • iemand met de zorg voor iets belasten1. v1) begaan, plegen2) aanstellen, benoemen2. se commettrev1) geschieden, gebeuren -
19 installer
installer [ẽstaalee]4 aanstellen ⇒ installeren, in ambt bevestigen♦voorbeelden:s'installer chez un ami • bij een vriend intrekken1. v1) plaatsen, aanleggen2) inrichten, installeren3) vestigen, huisvesten4) aanstellen, installeren2. s'installerv2) betrekken [woning] -
20 attacher
attacher [aataasĵee]1 aanbranden ⇒ aanbakken, aanzettenII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 vastspijkeren ⇒ vastschroeven, vasthaken♦voorbeelden:attacher les mains de qn., à qn. • iemands handen boeienattacher son tablier • zijn schort omdoen, omknopenattacher les volets • de luiken vastzetten1 zich hechten (aan) ⇒ gehecht raken (aan), liefde opvatten (voor)2 zich toeleggen (op) ⇒ zich beijveren (om), zijn best doen (om)3 verbonden zijn (aan, met) ⇒ (vast)gehecht zijn (aan), vastzitten (aan)4 (belang, waarde) hechten (aan) ⇒ vasthouden (aan), zich vastklampen (aan)5 (vast)kleven (aan) ⇒ zich vasthechten (aan), (vast) blijven plakken (aan)♦voorbeelden:s'attacher à ce que 〈+ aanvoegende wijs〉 • eraan hechten dat, erop gesteld zijn datcette robe s'attache derrière par des boutons • deze jurk gaat vanachter met knoopjes dicht1. v1) aanbranden, aanbakken2) vastkleven, blijven plakken3) vastmaken4) dichtknopen [kleding]5) hechten, verbinden6) aanstellen [werk]7) fixeren [blik]2. s'attacher (à)v3) verbonden zijn (aan, met)4) belang/waarde hechten (aan)
- 1
- 2